|
De collectie schilderkunst van het Charliermuseum bestaat hoofdzakelijk
uit werken van Belgische schilders van het einde van de negentiende
en het begin van de twintigste eeuw. De werken werden bijeengebracht
door de beeldhouwer en mecenas Guillaume Charlier. Sinds het in
1928 voor het publiek werd opengesteld, heeft het museum dankzij
verschillende legaten en donaties zijn verzameling verder kunnen
uitbreiden (Wiertz, Bossuet, Wauters...).
De eeuwwisseling markeert een periode van verandering waarin het
academisme plaats moet ruimen voor het naturalisme en het impressionisme.
Het is een periode die rijk is aan talent, zoals Hippolyte Boulenger,
Guillaume Vogels, James Ensor., maar ook rijk aan vernieuwende bewegingen
zoals de groep van de XX of de School van Tervuren. Het is juist
in die periode dat Guillaume Charlier schilderijen van zijn tijdgenoten
koopt. Op die manier brengt hij, gedreven door enthousiasme en met
kennis van zaken, een fraaie collectie schilderijen bijeen. Hij
aarzelt ook niet om een vriend in geldnood bij te springen door
er een werk van te kopen. In zijn verzameling vindt men veel landschapsschilders
die bewolkte hemels, besneeuwde plattelandsgezichten, bloemenvelden
in de lente schilderen. Men vindt er eveneens werken van de schilders
die getuigen van het landbouwers- en arbeidersbestaan van het einde
van de twintigste eeuw, alsmede portretten of genretaferelen. Het
Charliermuseum exposeert tegelijkertijd een deel van zijn gravureverzameling
met etsen van Théodore Verstraete, Jehan Frison, Armand Rassenfosse
: plattelandsgezichten van de omgeving van Antwerpen of Brussel,
stadsgezichten of allegorieën... Door deze collectie schilderijen
en gravures krijgt men een goed begrip van een tijdperk uit de Belgische
geschiedenis dat gekenmerkt wordt door ingrijpende artistieke veranderingen.
|
Van Cutsem in de concertzaal (archieffoto)
|
[
James Ensor ]
[ Léon Frederic ]
[ Jacob Smits ]
[ Ramah ]
[ Juliette Wytsman ] |
[ James Ensor ]
(Oostende, 1860-1949)
Deze kunstenaar, die in feite de grote stromingen van de XXste
eeuw inluidt, leeft afgezonderd en heeft geen volgelingen. Zijn
beginperiode met de sombere interieurs is nog beïnvloed door het
Vlaams realisme. Daarop volgt zijn beroemde "Oestereetster" (1882),
een doek dat door zijn heldere kleurenpalet de Parijse invloed
verraadt. Later volgt, nog steeds in heldere tonen, zijn zogenaamde
maskerperiode (1883), waarin hij de dingen die hem fascineren
in geniale, lyrische bevliegingen en heldere, dikke kleurenschakeringen
voorstelt: ongewone voorwerpen uit de winkel van zijn ouders,
schelpen, carnavalmaskers, de dood, de vrolijke menigte,...
|
[ Léon Frederic ]
(Brusselles, 1856 - Schaerbeek, 1940)
Reist met beeldhouwer Dillens van 1876 tot 1878 naar verschillende
Italiaanse steden waar hij tevens werkt. Na een tijdje in het
atelier van Portaels te hebben doorgebracht, realiseert hij in
de jaren tachtig naturalistische thema's en vrome composities.
Rond 1890 leiden zijn contacten met de idealistische strekking,
de Engelse prerafaèlitische school en het symbolisme hem tot een
kunstuiting waar het mystieke en het sociale elkaar wederzijds
beïnvloeden. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat Léon
Frédéric een niet onbelangrijke plaats bekleedt in de artistieke
bewegingen van het einde van de XIXde eeuw, vermits hij medestichter
is van l'Art Contemporain in Antwerpen, lid van de groep l'Essor
en in 1891 sociétaire van la Société Nationale des Beaux-Arts
van Parijs. Hij exposeert op de tentoonstellingen van L'Art Idéaliste
in 1896, verdedigt de standpunten van La Libre Esthétique en is
ook lid van l'Académie Royale de Belgique.
|
[ Jacob Smits ]
(Rotterdam, 1856 - Mol 1928)
Leerling aan de Academies van Rotterdam, Brussel en München. Vestigt
zich in 1881 als decoratief schilder in Amsterdam. Wordt later
leraar en directeur van de industrie- en decoratieschool te Haarlem.
In 1889 komt hij definitief in Mol in de Belgische Kempen wonen.
Als eenzelvig schilder stelt hij zich aan de rand van de kunstbewegingen
die hem gevormd hebben. Hij zal een soort preëxpressionistisch
symbolisme vertegenwoordigen. Het licht, waaraan hij een bijna
mystieke betekenis toekent, zal een mateloze rol spelen. Zijn
modellen vindt hij bij de boeren, in de folklore en in de volkskunst.
|
|
|
[
Salomé ]
Gouache op karton, 52 x 68, get. bov.r.
Jakob Smits. Legaat Charlier, 1925, inv. 337. |
|
De taferelen uit de Bijbel hebben de Rotterdamse
schilder sterk geïnspireerd, niet zozeer door hun christelijke
boodschap die ze verkondigen, maar eerder door hun gelijkenis
met de gevoelens van de gewone mensen. In zijn oeuvre, waarin
de verflaag dik aangebracht wordt en het clair-obscur het mysterie
van het geloof uitdrukt, beschouwt Smits zich als een uitgestotene.
|
|
[ Ramah ]
(Sint-Joost-ten-Node, 1887-1947)
Wordt vaak beschouwd als een autodidact ondanks de lessen die
hij aan l' Ecole Normale des Arts du Dessin heeft gevolgd. Deze
onstabiele persoonlijkheid ontwikkelt zich constant en experimenteert
met verschillende kunstuitingen. Na het impressionisme en het
cubisme zal hij het expressionisme, waartoe hij zich aangetrokken
voelt, aanwenden. Hij geeft het tevens een degelijke fauvistische
onderbouwde inslag. Een ander facet van zijn gevarieerd oeuvre
bestaat in het illustreren van literaire werken. Van zijn oom,
die boekbinder is, heeft hij zijn liefde voor boeken geërfd. Hij
illustreert namelijk Tijl Uylenspiegel van Charles de Coster en
Villages Illusoires van Verhaeren.
|
|
|
[ Juliette Wytsman ]
(Brussel 1866-1925)
Deze talentvolle schilderes toont vooral landschappen, bloemen
en genrescènes. Tijdens de talrijke tentoonstellingen waaraan
ze o.a. in Gent, Parijs, Berlijn, München, Dresden, Chicago,...
deelneemt, kent haar oeuvre een grote bijval.
|
|
|
[ Omgeving van Sint-Job ]
Olie op doek, 112 x 79, get. ben.r.
Juliette Wytsman. Schenking Van den Branden, 1928, inv.
536. |
|
Zoals haar grote Franse voorbeelden (Monet,
Pissaro,...) heeft Wytsman in een paarse, blauwe en groene kleurenharmonie
de frisheid van de materiële kortstondigheid weten weer te geven.
|
|