www.charliermuseum.be Charlier musée|museum
FR NL
 

Vorige
tentoonstellingen

Een dag in het dorp
  [Een dag in het dorp]
Drieluik bestaande uit 2 elementen van 50 cm x 70 cm en 1 element van 50 cm x 60 cm, acryl en Chinese inkt op doek © Steven Boxtel


 

Feestdag

  [Feestdag]
Drieluik bestaande uit 3 elementen van 70 cm x 90 cm, acryl en Chinese inkt op doek © Steven Boxtel



de WERELD is mijn DORP

van Hamsi Boubeker

Een tentoonstelling die ons verenigt, die ons dichter bij elkaar brengt

04.03.2016 >> 30.03.2016

Het dorp van HAMSI is een gedroomd dorp dat leeft op het ritme van de natuur, solidariteit en magie zijn alomtegenwoordig. In een dorp moet men de andere confronteren, in een stad heerst anonimiteit. HAMSI werkt al 20 jaar dit thema uit.

Jeugdherinneringen en een niet-academische tekenstijl zijn de middelen die hij hierbij hanteert. Hij wil ook getuigen, zijn liefde voor de vrouwen uit zijn kindertijd overbrengen.

Zijn kunst is universeel en refereert naar Breughel en de genreschilderkunst, een andere inspiratiebron. Talrijk zijn de uitbeeldingen van kinderspelen, feesten, artisanale productiewijzen. Het is een manier van samenleven, daarom past het oeuvre in de huiselijke context van het Charliermuseum.

De wereld die HAMSI toont bestaat niet, zoals de taferelen van Breughel niet meer de realiteit zijn, wel een voedingsbodem en inspiratiebron.

Dorpen staan overal onder druk : het worden woonkernen, stadjes voorsteden en hoofdsteden multiculturele wereldsteden.
Tradities worden gekoesterd, krijgen een nieuwe invulling of verdwijnen. Dit verstedelijkingsproces voltrekt zich sinds eeuwen van handelskapitalisme, industrialisering en commercialisering en gaat onverminderd voort. Sinds 2007 woont meer dan de helft van de wereldbevolking in steden.

Het thema is dus bijzonder relevant, doet ons nadenken over de samenleving en haar evolutie die ons allen raakt.

Na het Charliermuseum zal de tentoonstelling "De wereld is mijn dorp" doorreizen naar het Kasteel de Sucy in Frankrijk (9 april tot 30 mei 2016) en naar de Schungfabrik in het Groot Hertogdom Luxemburg (oktober 2016).

De collectie «De wereld is mijn dorp», zal voor de eerste maal worden voorgesteld in België, uitzonderlijk vervolledigd door een reeks oudere werken die deel uitmaken van de privé-collectie van de kunstenaar, in dit geval acryl op doek, gouacheverf op papier, Chinese inkt op papier, gouacheverf op hout, gouacheverf op kalebas, koude keramiek op borden.


  [Trabzon]
Hikmet Aksoy,
tekening


 

 
Adnan Kotaoglu,
ceramiek


EAST MEETS WEST

Hedendaagse karikaturen van Hikmet Aksoy

30.10.2015 >> 27.11.2015

Trabzon, een provincie in het Noordoosten van Turkije, is gelegen aan de oevers van de Zwarte Zee. Oost en West ontmoetten elkaar er eeuwenlang langs de zijderoute. Geen streek in Turkije is meer bekend om zijn humor en karikaturen; men hekelt en stekelt er... in de eerste plaats zichzelf.
Hikmet Aksoy is er geboren in 1937. Hij tekent en publiceert karikaturen sinds 1955. Hierin neemt hij subtiel plaatselijke gebruiken en gevoeligheden op de korrel, de hang naar materialisme, machtsverhoudingen. Hij meent:
“De cartoonist is de grootste verdediger van de democratie, de cartoon wordt, op zijn beurt, het tegengif voor al wat de democratie ondermijnt”.


 

Jean Robie

Schilder, schrijver en zijn reizen in India

09.10.2013 >> 03.01.2014

Deze tentoonstelling heeft het werk van de Brusselse schilder Jean-Baptiste Robie (1821-1910) belicht. Deze kunstenaar, bijgenaamd “l’amant des roses”, is bij het bredere publiek vooral bekend om zijn stillevens en minder om zijn Oosterse landschappen. Toch was het gelijkvloers van het Charliermuseum tijdens Europalia India volledig gewijd aan zijn oriëntalistisch oeuvre. Op de eerste verdieping kon de bezoeker dan weer kennis maken met het leven en het oeuvre van Jean Robie, één van de meest talentvolle bloemschilders van zijn tijd.

 

 

  [De landman en zijn gezin]
olie op doek,
privé-verzameling


Kniebroeken en goudgele korenvelden

Kinderen in het œuvre van Marten Melsen

08.05.13 >> 23.08.13

In 1897 vestigt de brusselse schilder marten melsen (1870-1947) zich in het dorpje stabroek in de antwerpse polders. Het platteland met zijn tradities, herkenbare figuren en seizoensgebonden ritme stelt hem beter in staat het oeuvre dat hij voor ogen heeft te maken. In zijn gezellige boerentaferelen nemen kinderen een voor aanstaande plaats in. de kunstenaar observeert en bestudeert hen indringend tijdens het spel, kermissen en feesten zoals blijkt uit talrijke tekeningen en foto’s. Men kan zelfs stellen dat veel van zijn werken zijn opgebouwd vanuit de kinderlijke blik van verwondering en ontdekking.

  [Gevel Liefdadigheidsstraat]
Foto Philippe De Gobert / AAM © 2012 SOFAM België

  [Wintertuin]
Foto Philippe De Gobert / AAM © 2012 SOFAM België

Het Charliermuseum en Victor Horta

De verbouwing van een woonhuis tot moderne kunstgalerij (1890-1893)

12.09.12 >> 21.04.13

Zomer 1993. Het Charliermuseum, een waardevolle architectonische getuige en place-to-be voor artistieke ontmoetingen, wordt door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als “Monument” erkend. Dan begint, in opeenvolgende fases, het ontzaglijke restauratiewerk van dit prachtige herenhuis dat in de 19de eeuw in het bezit was van mecenas Henri Van Cutsem. Anno 2012 is de achtergevel van de woning met medewerking van de Dienst Monumenten en Landschappen volledig gerestaureerd. In de tentoonstelling en  de begeleidende architectuuruitgave, uitgegeven door de Archives d'Architecture Moderne, brengen wij het relaas van het debuut van Victor Horta als architect, de verbouwingen, de restauratieproblematiek en -campagne. Ook is een luik gewijd aan Henri Van Cutsem, zonder wie het huis aan de Kunstlaan nooit eenzelfde uitstraling had genoten en wie, als mecenas, de Belle Epoque in Brussel op een discrete doch prominente wijze mee heeft vormgegeven.
 De tentoonstelling beoogt het herontdekken van de architectuur, de collectie en de prille geschiedenis van het Charliermuseum. Dit gebeurt aan de hand van didactische panelen, origineel beeldmateriaal en een gedurfde aankleding van een tentoonstellingszaal anno jaren 1920. Het Museum voor Schone Kunsten van Doornik verleende medewerking door bruikleen.

  [Jean-Baptiste Madou]
Charles Van Oemberg,
marmer,
Coll. Charliermuseum



  detail uit [De wandeling]
Jean-Baptiste Madou,
steendruk op papier,
Coll. Charliermuseum


Tentoonstelling Madou onverhuld

26.10.11 >> 16.03.12

Vijf maanden lang zullen de salons op de eerste verdieping de kunstenaar en mondaine figuur Jean-Baptiste Madou (1796-1877) belichten. De directe aanleiding om de man te gedenken, wiens naam sinds zijn overlijden weerklinkt in het gelijknamige plein, is een schenking van steendrukken uit het album Physionomie de la société en Europe depuis 1400 jusqu’à nos jours.
De reeks uit 1836 krijgt nu, na een conservatie-behandeling, een vaste plek in het museum.

Madou was van vele markten thuis ; na zijn opleiding  aan de academie te Brussel werkte hij kort voor de topografische dienst van het Leger.
Begin jaren 20 ontpopte hij zich tot een pionier van de steendruk,  een reproductietechniek omstreeks 1800 op punt gesteld. Madou publiceerde met internationaal succes diverse albums die uitblonken door hun grote precisie en oog voor (historische) details.

Toen de steendruk over zijn hoogtepunt was, legde hij zich toe op het schilderen van nostalgisch-romantisch doeken, meestal levensechte genretaferelen met een komische noot. Werk uit private  en publieke verzamelingen toont het uitzonderlijk tekentalent en de veelzijdigheid van de – indertijd – hoog aangeschreven kunstenaar.

Op loopafstand van zijn woning aan de Leuvense Poort kwam Madou bij zijn schoonbroer, de astronoom en statisticus adolphe Quetelet, in aanraking met de hoogste wetenschappelijke en politieke kringen van het land. 
Een apart luik is dan ook gereserveerd voor Madous bijdrage aan de ontwikkeling van de cinematografie. Hij voorzag ondermeer de fenastiskiscoop van Joseph Plateau van hilarische tekeningen. De bezoeker kan dit voor het eerst in de geschiedenis van het museum op interactieve wijze ontdekken.


  [Oude vrouw uit Quessant]
Charles Cottet,
olieverf op doek,
Coll. Charliermuseum


 

 

 

 

 

 

Een hard bestaan

06.04.2011 >> 30.09.2011

Recente cijfers tonen aan dat één op vijf werkenden in ons land in armoede leeft. Dat klinkt contradictorisch. Horen in de welvaartsstaat van de 21ste eeuw armoede en werk niet tegengesteld te zijn? Veredelt of verknecht arbeid de mens ? Maakt arbeid onafhankelijk en draagt het bij tot een rijker leven of, is arbeid slechts een overlevingsstrategie?

Met deze vragen in het achterhoofd keken we naar de collectie en onderzoeken we hoe beeldende kunstenaars in de 19de en vroeg 20ste eeuw het leven en werk van de medemens hebben uitgebeeld.

In taferelen van het landelijke leven wordt de boerenbevolking tot diep in de 18de eeuw idyllisch voorgesteld, als opsmuk van een onecht landschap. Pas  met de opkomst van de openluchtlandschapsschilderkunst groeit de interesse naar een realistische weergave van  het harde boerenbestaan. Omstreeks 1840 is de landbouwproductie in ons land hoog, de bevolking  talrijk en opgeleid maar veeleer levend in armoede. Charles de Groux geeft de religieuze schilderkunst op om die maatschappelijke realiteit van sociale ongelijkheid en menselijke ellende te tonen. Beïnvloed door Courbet en Millet, oefent hij via de Société Libre des Beaux-Arts, opgericht in 1868, een grote invloed uit op de jongere generatie landschaps- en genreschilders die de rauwe werkelijkheid willen schilderen. Zo Constantin Meunier, die zich, na zijn reizen met Lemonnier, vanaf 1884 zal ontpoppen tot één van de belangrijkste uitbeelders van het industrieproletariaat. Tekorten nopen de bevolking  tot het ontwikkelen van overlevingsstrategieën. 

Adriaan Heymans’ Jagers in de sneeuw is in tegenstelling tot het impressionistische doek Palingvissers te Genk van Isidoor Verheyden realistisch van voorstelling, palet en tekening.
Jacob Smits’ Gust is een indringend, gestileerd portret van een boer, opgebouwd in talrijke lagen. Ook het oeuvre van Léon Frédéric neemt een aparte plek in. 
Zijn Boerenmaaltijd is een haast religieuze voorstelling van een boerengezin levend in harmonie met het landschap.
De toonaarden refereren naar de prérafaellieten. Zijn werk herinnert aan Bastien-Lepage, doch de symbolische haast mystieke weergave primeert op het realisme.
In 1857 omschrijft criticus Castagnary de naturalistische schilderkunst als zijnde monumentale doeken die met een fotografische echtheid de proletarische ontberingen zonder schroom tonen. Hiermee sluit hij aan bij de atavistische familiegeschiedenissen zoals beschreven door Emile Zola. 
In België zijn ondermeer Lemonnier en Eekhoud, Buysse en Streuvels naturalistische romanschrijvers. 

De landelijke grisailles van Louis Pion zijn hyperrealistische, correcte fotografische weergaven. De schilder besteedt veel aandacht aan de natuurlijke omgeving, een ander aspect van het naturalisme.
Het stedelijk en industrieel proletariaat vormt het belangrijkste onderwerp in het oeuvre van Eugène Laermans.
Vertrouwd met het revolutionaire anarchisme van Kropotkin, schildert hij immense doeken met een massa in beweging zoals in De wandeling, stakers of het onzekere bestaan van landverhuizers. Zijn werk is expressionistisch, zijn figuren vereenvoudigd en ietwat karikaturaal doch weinigen hebben zo treffend de trieste eenzaamheid binnen een groep weergegeven. De oudere dierschilder Joseph Stevens schilderde vijftig jaar voordien vechtende honden als symbool voor de doffe ellende van het stadsproletariaat.
Ook het harde vissersbestaan inspireert kunstenaars. In Frankrijk verkiezen de realisten Bretagne, zo ook  Charles Cottet en Lucien Simon. Simons Vissers zijn in volle actie op groot formaat afgebeeld, ze trekken met vereende krachten heldhaftig de netten binnen. Het is een krachtig geborstelde ode aan hun arbeid. Uit de collectie diepen we ook een postimpressionistisch portret van een visser op van Emile Thysebaert. Hij kwam op de Gentse scheepswerf van zijn grootvader op jonge leeftijd in aanraking met de leefwereld van arbeiders, een onderwerp dat hem niet meer zou loslaten.

Een “hard bestaan” is niet louter kommer en kwel, dat blijkt uit de kinderportretten. Er is ook mogelijkheid tot emancipatie en lotsverbetering: de Houthakker van Florent Crabeels leest de krant tijdens een pauze, de Arbeider op stap van Laermans gaat de dageraad tegemoet en Guillaume Charlier verenigt in zijn Monument voor Jules Bara (1903) De arbeid en de studie. De beeldhouwer toont de persoonlijke weg naar de lotsverbetering, hetzelfde jaar keurt het parlement de wet op de arbeidsongevallen goed, één van
de vele stappen die een menswaardiger bestaan beoogden.

Nathalie Jacobs

  [Het gerechtsgebouw te Madura in India]
Guillaume Van Strydonck,
olieverf op doek,
Coll. Charliermuseum


reis naar het oosten

Impressies uit het Oosten uit de collectie Van Cutsem en Charlier

Het mythische, fantasierijke beeld van het Oosten kreeg vorm in de Turkomanie; de klederdracht en gebruiken, godsdienst en zeden uit het Ottomaanse Rijk fascineerden, de beruchte strijdvaardigheid beangstigde. Rubens en Rembrandt stoffeerden bijbelse taferelen met Turkse figuren, historische confrontaties werden vereeuwigd in immense schilderijen en wandtapijten, Shakespeare, Molière en Brederode voerden Oosterse personages ten tonele, Mozart en Lully schreven Turkse opera’s...

De culturele uitwisselingen bleven niettemin beperkt tot nieuwe politieke verhoudingen een stroomversnelling teweegbrachten in de 19de eeuw. Het verlangen om het verlies van de Amerikaanse kolonies te compenseren met de lucratieve handel met India was de motor achter Napoleons campagnes in Egypte. Het opzet mislukte in tegenstelling tot de begeleidende wetenschappelijke expeditie. Resultaat: de uitgave van Description de l’Égypte, in 23 delen met medewerking van archeologen, biologen, entomologen, architecten en een massa kunstenaars, ondermeer de Belg Henri Redouté, bekend om zijn aquarellen van fauna en flora. Toen het Ottomaanse Rijk Algerije afstond aan de Fransen begon een nieuw tijdperk en, dankzij beter transport, kwam een schare kunstenaars op de been, op zoek naar het onbekende. Schrijvers – Flaubert op kop -, fotografen en schilders construeerden de “orientaalse droom”: harem, souks, buikdanseressen, paleizen, woestijnoases... Gezien de culturele en politieke achtergrond kreeg de fantasie vorm via een Westers idioom.

De collectie bevat werk van de eerste generatie Belgische Levantgangers (François Bossuet, Victor Eeckhout) dat niet apelleert aan hun reizen naar Noord-Afrika en van de peetvader van het Belgische romantische oriëntalisme Jean-François Portaels is geen werk overgeleverd.Gevormd in Parijs, gebruikte hij zijn Marokkaanse reisindrukken uit de jaren 40 om de dromerige, orientaalse vrouw te creëren. Hoewel het werk van zijn generatie lange tijd afgekeurd werd vanwege het exotisme, blijft het gegeerd. Portaels gaf zijn liefde voor het Oosten door aan Wauters, Van Rysselberghe en Agneessens.
Emile Wauters (1846-1933) is prominent aanwezig met tekeningen en schilderijen. Ter voorbereiding van het Panorama van Caïro maakte hij in 1869 schetsen van boten op de Nijl en de bevolking. In de jaren 80 bezocht hij Tanger, de oude stad Tetouan en de Caps. Zijn schilderijen zijn een natuurgetrouwe weergave van straatjes en moskeeën, zijn tekeningen pareltjes van observatie, zijn blik is zakelijk maar niet koel, realistisch maar niet afstandelijk, betrokken en geïnteresseerd in alle lagen van de bevolking.

Wanneer exact Guillaume Charlier (1854-1925) Marokko bezocht is niet gekend, zijn bronzen beeldje Bedelaars van Tanger (1903) is uit het leven gegrepen en getuigt van de sociale bewogenheid die we van hem gewend zijn. Fantasia ou le youm qui passe van Alfred Bastien (1873-1955) ligt helemaal in de lijn van Théo Van Rysselberghes bekende Fantasia uit 1884. Deze generatie impressionisten van Les XX ontdeed zich van het akademische carcan en was geïntereseerd in de weergave van licht en kleur. Bastien was een gewaardeerde schilder maar ondanks de warme kleuren – inherent aan het onderwerp – blijft hij afstandelijk.
Het meest recente werk is een zicht op Fez uit 1925 door Anto Carte (1886-1954). De blik van de moderne schilder gaat niet meer uit naar de mens maar naar de natuur. Carte was leerling van de symbiolisten Montald, Fabry en Delville.

Tot de collectie Van Cutsem behoort ook werk van de Franse orientalisten Etienne Dinet (1861-1929) en Léon Cauvy (1874-1933), vooral aktief in Algerije. Dinet bekeerde zich tot de islam en schilderde romantische salonkunst. De schilderijen van Cauvy daarentegen zijn een uitbarsting van kleuren en vlakken. Hij schilderde drukke haven- en marktzichten in een vereenvoudigd perspectief, met zwarte contouren doch zo rijk aan indrukken.
In dit tijdperk van kolonisering wenkten ook Afrika en andere, nog verdere einders. Hoewel een hachelijker reis dan Noord-Afrika, was Indië als Engelse kolonie toegankelijker dan China of Japan. Guillaume Van Strydonck (1861-1937) raakte tijdens zijn drie reizen naar Madura en Indië overweldigd door het landschap, de oude architectuur, het leven van de bevolking en de typische “English way of live” van de kolonialen.

Het is natuurlijk onmogelijk om het hele verhaal te brengen van ontdekken, gefascineerd en ontmoedigd raken. Bovendien vertegenwoordigen de oriëntaalse werken slechts een aandeel in een oeuvre en waren de kunstenaars-reizigers vaak bekend om ander werk. Wij wilden graag een tipje van de sluier oplichten van dit uitzonderlijke Europese kunstgegeven, uniek ook want inheemse kunstenaars waren op andere terreinen actief.

Nathalie Jacobs

  [De schilderijenliefhebber]
Pieter Oyens,
olieverf op doek,
privé-verzameling
Fotograaf: Peter Cox

De gebroeders Oyens

Het Charliermuseum heeft de eer U de eerste grote retrospectieve in België sinds 1907 van de « De Gebroeders Oyens » aan te bieden. Het brengt hiermee, na de gesmaakte terugblikken op Vogels, Van Strydonck en Smits opnieuw miskende en ondergewaardeerde meesters van omstreeks de eeuwwisseling onder de aandacht. Deze retrospectieve is ook een thuiskomst; het behaaglijke, Belle Epoque woonhuis - uitzonderlijk aangekleed met atelier- en cabaretdecors - onthaalt tussen 10 maart en 30 mei warm het kleurrijke oeuvre van Pieter en David Oyens.

Brussel was fin de siècle een bruisende stad en in deze artistiek opwindende sfeer namen de uit Nederland afkomstige schilders een eigen plaats in. Ze sloten zich niet aan bij de radicale avant-garde, maar behoorden wel tot de realisten, hetgeen hoedanook getuigde van een vooruitstrevende visie. De eeneiige tweelingbroers brachten een groot deel van leven en carrière gezamenlijk door in Brussel. Ze vonden er inspiratie in het levendige stadsbeeld, in het artistieke leven in cafés, ateliers en theaters. Hun oeuvre met een knipoog, vaak op klein formaat, is ook doordrongen van de natuurlijkheid en lichtwerking van de grote Hollandse meesters. Ze portretteerden graag elkaar in gezelschap van schildersmodellen en dienstmeisjes en hun interieurstukken en stillevens spreken van een weloverwogen intimiteit en scherpe waarneming.

Op de tentoonstelling zijn een honderdtal doeken en panelen, aquarellen en tekeningen te zien afkomstig uit privé-verzamelingen en enkele grote openbare collecties uit België en Nederland.

 
   

C O N T R O V E R S E S

In samenwerking met de Botanique

Gelijklopend met de tentoonstelling die tot 03/01/2010 georganiseerd wordt in het cultureel centrum Botanique, besliste het Charliermuseum om Controverses - gezien het grote succes - te verlengen tot 12/02/2010! Een ontdekkingstocht tussen werken die momenteel wel als "klassiek" worden aanzien, maar bij hun creatie op het einde van de 19de eeuw een echt schandaal veroorzaakten.

 

 

  [ Landschap te Fosset ]
F.Khnopff,
olie op doek, 17 x 20
Coll. Musée Charlier
Fotograaf : Pascal Vandenbranden.

  [ Winterlandschap ]
L. Crépin,
olie op doek, 59 x 39
Coll. Musée Charlier
Fotograaf : Musée Charlier.

  [ Herfst ]
V. Gilsoul,
olie op doek, 56 x 71
Coll. Musée Charlier
Fotograaf : Hervé goffin.

H.Boulenger Les roses
  [ Rozen ]
H. Boulenger,
olie op doek, 112 x 85,5
Coll. Musée Charlier
Fotograaf : Pascal Vandenbranden.

 

 

 

 

Tentoonstelling : Landschap en natuur

De herontdekking van de natuur en het landschap ligt aan de basis van de moderne Europese kunst.

Eind achttiende eeuw primeert in de landschapsschilderkunst het verhalende op de natuurgetrouwe voorstelling. Het klassieke landschap is slechts een conventie : gecreëerd in het atelier in een volstrekt voorspelbare compositie in een akademische tekenstijl. Natuurobservatie is tot dan een wetenschappelijk, topografisch en géén artistiek gegeven. William Turners wolkenstudies sluiten aan bij deze traditie en ook John Constable zal, aanknopend bij Hobbema en Van Ruysdael, de landschapschilderkunst uit wetenschappelijke hoek benaderen. De negentiende-eeuwse romantici daarentegen, zoals Caspar Friedrich, zien in natuurkrachten een afspiegeling van de menselijke gevoelens, of ontdekken, zoals Géricault, de mogelijkheid om te werken rond kleur en dynamiek, in plaats van rond lijn en contour.

Kort na de voorstelling van Constables "Hooiwagen" te Parijs in 1824 trekken Corot, Millet, Daubigny en Rousseau naar het woud van Fontainebleau om er in openlucht te schilderen. De School van Barbizon is geboren.

In een korte tijdspanne ontstaan overal in Europa landelijke schilderskolonies. Bij ons werken openluchtschilders samen in Tervuren en het Brabantse, Kalmthout, Wechelderzande, Genk, Anseremme en aan de Noordzee. Vanaf circa 1850 stellen kleine verftubes en lichte schildersezels de kunstenaars in staat grote doeken in openlucht te schilderen. De belangstelling voor atmosfeer en licht, weidsheid en natuurkrachten mondt uiteindelijk uit in impressionisme, pointillisme en luminisme. De kunstenaars (her)ontdekken ook de mens in de natuur, de boer, later het proletariaat : realisme en sociaal-realisme zijn eveneens schatplichtig aan de nieuwe natuurbeleving.

Deze tentoonstelling toont een eeuw landschapsschilders uit de eigen collectie : voorloper en Barbizonpassant Théodore Fourmois, Boulenger, Asselbergs van de school van Tervuren en aanverwanten Degreef en Crépin, Baron, Huberti, Heymans en Courtens van de « grijze » school van Dendermonde en Kalmthout. Deze kunstenaars wisselen ideeën uit bij de Société Libre de Beaux Arts en werken op diverse landelijke locaties.
Eens de beschrijvende, natuurgetrouwe weergave van bossen, boomstronken, vijvers, akkers en seizoensindrukken onder de knie, ligt de weg open voor experimenten. De anecdotiek wordt geleidelijk aan achterwege gelaten en, terwijl ze zoeken naar de meest treffende weergave van lichteffecten, ontwikkelen Vogels, Ensor, Van Strydonck, Pantazis en Verheyden – allen leden van Les XX - een inheems impressionisme. Naast figuren als Wytsman en Gilsoul, komen typisch Brusselse kunstenaars als Van Damme-Sylva, François en Bastien aan bod. Ook in zee- en stadszichten worden horizonten verkend. Naast de woelige zee brengen kunstenaars de duinen (Ensor, Pion) en het leven op het strand in beeld. De aandacht voor het perspectief verschuift : het vogelperspectief van Wauters verliest aan diepte in de Brusselse panorama's van Crépin om bij Frison helemaal te verdwijnen. Stadzichten zijn pittoresk (Bossuet), natuurgetrouw (Wauters), atmosferisch (Martel), naïef (Rousseaux)... Het mediterrane licht verleidt Leduc, een leerling van Coosemans, tot schitterende postimpressionistische stadszichten, Lemaître tot een uitbarsting van kleur of Bisschops tot een expressief tachisme.

De artistieke evolutie ingezet door een nieuwe natuurbeleving is niet beperkt gebleven tot één genre of techniek. De mooiste stillevens van Boulenger, Boch en Ensor en prenten van Lamorinière, Guiette, Verstraete tot Frison krijgen daarom in onze salons een plaats naast de landschappen.

 
   

  [ Vaas met bloemen ]
Anna Boch,
olie op doek, 83 x 61
Charliermuseum
Fotograaf : Pascal Vandenbranden.



 
   

 

[ Tederheid ]
Guillaume Charlier,
wit marmer, 56 x 70 x 78
Charliermuseum
Fotograaf : Pascal Vandenbranden.


 

 

 

 

 

 

De tentoonstelling "Vrouwelijke zinnen" ♀

In het kader van de vrouwendag stelt het Charliermuseum een reeks werken tentoon gewijd aan de vrouw.

Auguste Oleffe, Guillaume Van Strydonck, Leon Frédéric, Edouard Agneessens en, uiteraard, beeldhouwer Guillaume Charlier schiepen een eigen vrouwenuniversum. Zij waren kind aan huis bij de kunstverzamelaar Henri Van Cutsem. Vele jonge kunstenaars konden dankzij zijn financiële steun een professionnele carrière uitbouwen. Een diepgaande studie over dit kunstmilieu is momenteel gaande.

Een zestigtal uitgelezen werken - doeken, beelden en prenten - zullen tussen 9 maart en 15 juni 2007 de salons van ons museum sieren.

Onder de vrouwenportretten waarderen we ten zeerste de klassieke invalshoek bij Wauters en Wiertz, de psychologische benadering bij Gouweloos of de verwerping van conventies bij Abeloos. Een scherp contrast tekent zich af tussen de luister van het oriëntalisme en de zwoegende vrouwen van Frédéric en Pion enerzijds, tussen de sensualiteit uitgaande van een naakte schouder bij Agneessens of van een langoureuse fatale vrouw en de harde realiteit van Oleffe en Laermans anderzijds. Beelden uit het gewone leven : de zachtheid van het moederschap bij Haestraete en Smits, de mijmeringen van Stevens.
Eén salon is gewijd aan de kunstenaressen Anna Boch, Juliette Wytsman, Jenny Bernier Hoppe, Jenny Montigny en Marguerite Verboekhoven.
Vermeldingswaardig zijn de fauvistische prenten van Jehan Frison, de marmeren beelden van Guillaume Charlier en de naakten van Emile Namur. Diane, godin van de jacht, een Oudenaards wandtapijt vormt het orgelpunt van onze tentoonstelling.

Trouw aan onze basisopdracht zich niet op te sluiten in het verleden maar zich open te stellen voor bewegingen van vandaag en morgen, kan het publiek in het verlengde van deze tentoonstelling ook hedendaags werk ontdekken :

  • beelden van Paule Wathéry,
  • foto's van Dominique Massant,
  • juwelen van Thierry Bontridder, Dany Poupaert, Claire Lavendhomme en Cécile Dalcq,
  • en, voor de bibliofielen, een tentoonstelling met zeldzame uitgaven en geschriften van schrijfsters van de 18de eeuw tot vandaag; kunstzinnige boekbanden gemaakt door vrouwen.

Zou een zo grote verscheidenheid van een paar werken een gevoel van oneindigheid kunnen

 
   

 
   

 
   

 
 

 
 

Rops - Munch : Man and Woman

Rops & Munch : Voorlopers, rebels en eenzelvig.

Van 22 april tot 22 juni 2006 zal in het Charliermuseum de tentoonstelling "Rops - Munch : Man and woman" te zien zijn. Het samenbrengen van werken van Rops en Munch is een primeur.

De vrouw en, afgeleid, de man-vrouw verhouding is prominent aanwezig in hun oeuvre. Met volstrekt originele creaties wisten ze de tijdsgeest te vatten én te overstijgen. Een hondertal grafische werken waaronder lithografieën, etsen, droge naald, houtsneden, heliogravures en aquatint confronteren hun visie.

De onconventionele en meest gewaardeerde illustrator van zijn tijd Félicien Rops (1833-1898) schiep een symbolistisch universum door de fijne lijnvoering van de spotprent te voeden met realistische inspiratie. Zijn ultieme vrouwelijke wezen is niet van vlees en bloed maar is, door haar seksualiteit, hetzij de wellustige, hetzij de monsterlijke verpersoonlijking - handlanger - van de duivel. Rops wist in extremis de dreiging uitgaande van vrouwen en de angst van de burger voor het verlies van zijn maatschappelijke positie te vatten.
(Ook schildertechnisch zocht hij naar vernieuwing. Dit beperkter en minder gekend aspect van zijn oeuvre valt te ontdekken op de eerste verdieping van het museum.)

De Noor Edvard Munch (1863-1944) illustreerde dertig jaar na Rops Les Fleurs du Mal, frequenteerde Strindberg en ontsnapte niet aan de lokroepen van Parijs en Berlijn. Begiftigd met een enorm tekentalent doch psychisch getraumatiseerd door de dood van zijn moeder en zus won zijn naturalistische stijl door vereenvoudiging aan expressiviteit. Zijn krachtige, vloeiende lijnen en contouren leenden zich grafisch goed voor houtsneden. Zijn werk, existentialistisch van aard, toont ons een "modern" individu, worstelend met zijn bestaan, bang en niet in staat tot waarachtige communicatie. Ook de vrouw boezemde hem angst in doch ze is niet ondergeschikt. Munch was in staat lief te hebben maar onmachtig.

Picturaal grensverleggend verbreedden Rops en Munch ook inhoudelijk hun thema's; de verbeelding van het maatschappelijk (on)aanvaardbare enerzijds, de innerlijke beleving van isolement anderzijds.

Nathalie JACOBS,
Wetenschappelijk medewerker

 

  [ Intérieur campinois ]
huile sur toile,
Privéverzameling


 

[ Mater Amabilis ]
aquarelle, gouache, sur fond doré,
Privéverzameling.


 

[ L’escalier ]
fusain,
Privéverzameling.


 

[ Le ciel pleure sur les ruines ]
M.R.B.A.,
Anvers

Jakob SMITS

"De studie van het mysterie, van de kracht
van het licht is nog helemaal niet
voltooid. Elke dag levert nieuwe
verrassingen op.
"
Jakob Smits.

Van 5 oktober tot 18 december 2005 wordt in het Charlier Museum hulde gebracht aan één der belangrijkste figuren van de Belgische schilderkunst, Jakob SMITS (1855-1928). Voor de overzichtstentoonstelling werden meer dan tweehonderd markante werken van de meester samengebracht : olieverfschilderijen, aquarellen, etsen en tekeningen, waarvan sommige voor het eerst tentoongesteld worden. Deze werken markeren het pad dat de schilder gevolgd heeft ; ze geven weer hoe hij in de loop der jaren geëvolueerd is en hoe vernieuwende ideeën in zijn oeuvre gestalte kregen.

Jakob Smits was een uitzonderlijk man, die een verbazingwekkend origineel oeuvre tot stand gebracht heeft. Deze tijdgenoot van Monet, Cézanne en Gauguin steeg boven de vluchtigheid van het impressionisme en de zelfbeschouwing van het symbolisme uit, en drukte als géén ander de wezenlijkheid van het licht uit. Waar dit licht aanwezig is, doorstraalt het wezens en dingen en geeft het zin aan de natuur. Daarom mag hij beschouwd worden als een erfgenaam van Rembrandt, zijn favoriete meester. Tegelijk echter is hij, vanwege zijn onderzoek naar de expressiviteit van de matière een voorafspiegeling van Constant Permeke.

In 1888 koopt Smits een klein huis in het gehucht Achterbos nabij Mol. Zijn tweede huwelijk met Malvina de Deyn maakt hem zo gelukkig dat hij er de extreme armoede van het gezin bij vergeet. Het geluk is van korte duur, want enkele jaren later sterft Malvina, uitgeput door armoede en ziekte.

Zijn lievelingsonderwerpen zijn : het dagelijks leven, het moederschap, vrouwen- en mannenportretten, bijbelse taferelen. In die wereld fungeren zijn kinderen Raymond (Boby), Margriet, Magdalena, Jakob (Kobe) en Alice, zijn vrouw Malvina de Deyn en bevriende arbeiders als protagonisten. Smits heeft ze allemaal geportretteerd op een pakkende, realistische en tedere manier. De portretten van Malvina, die hij in Mol schildert, behoren tot de topstukken niet alleen van de schilder zelf maar ook van de Belgische school op het einde van de XIXde eeuw.

In 1901 verwerft Smits de Belgische nationaliteit en sluit hij een derde huwelijk met de jonge Antwerpse Josine van Cauteren, die hem ter zijde staat in zijn laatste vijfentwintig jaar. Hij neemt deel aan tal van tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Dit leidt er toe dat menig kunstcriticus hem als één der grootste meesters van de Belgische school bejegent. Hij is met hart en ziel om zijn roeping begaan. Met de steun van zijn jonge echtgenote kan Smits een omvangrijk oeuvre tot stand brengen in verschillende disciplines, zoals aquarellen, olieverfschilderijen, tekeningen en etsen.

Later zal hij, om zijn mystiek elan en de werkelijkheid van de verstilde Kempsnse dorpen weer te geven, zuivere, dik, ruw en ongelijk opgelegde kleuren gebruiken, die een boomschorsachtige pasta vormen die het licht opslorpt (Binnenhuis met wieg, Moederschap, Molen in de Kempen, De aardappeloogst, De hemel op de puinen...). Deze werken benaderen op unieke en indringende wijze zowel de streek als haar bewoners. Die verfijnde, menselijke warmte en die ontroerende werkelijkheidszin grijpen de toeschouwer meteen aan.

Men kan niet anders dan de kwaliteit van het inzicht en van de aandacht, die deze werken vergen, prijzen: het gaat immers om de wezenlijke uitdrukking van innerlijke, fundamentele noden.

 

  [ Het kind met de hoepel ]
Pantazis Périclès
Verzameling Charlier Museum

  [ Naakt met wit doek]
Lemmen Georges
Verzameling Charlier Museum

 
   

 

Schenkingen : Blanche Thibaut & Jean de Heinzelin en onbekende kunstwerken van het Charlier museum

Een verzameling mag opzichzelf een kunstwerk zijn. Die van Yvan Thibaut zoals die van Jean de Heinzelin werd doorheen het leven, met hartstocht en geestdrift samengesteld.
De eerste heeft zich aan de grootmeester van de Belgische kunst van eind XIXde eeuw gewijd, de tweede aan de grote en kleine Belgische en Franse meesters van de XIXde en XXste eeuw.

Zo vinden we, in de verzameling van de Heinzelin, die zowat vierhonderd kunstwerken telt, in het bijzonder Edouard Agneessens, Anna Boch, Hippolyte Boulanger, Jean Delville, Fernand Khnopff, Constantin Meunier en Georges Seurat; maar ook een reeks van kleine meesters... en van onbekende meesters waarvan de toekenning een belangrijke interesse zal teweegbrengen. Zijn grootste hartstocht was zeker en vast de Brusselse schilder Louis Crépin. Tien kunstwerken! Waarvan de schoonheid evenaarbaar is met de grootste Belgische landschapsmeesters. En het is precies deze uitzonderlijke kunstwerken die Jean de Heinzelin aan het Charlier museum besliste te schenken...

Yvan Thibaut, voor wat hem betreft - geholpen door Blanche Vigne, zijn echtgenote, een hartstochtelijke aanhanger van de Belgische kunst, en geadviseerd door Georges Giroux geven hun voorkeur voornamelijk aan de Belgische kunstenaars. Overigens, gaan zij vaak om met de Brusselse artistieke groepen, zij maakten kennis met verscheidene kunstenaars en voornamelijk met Jakob Smits en Eugène Laermans. Het is dus heel normaal, dat in hun verzameling kunstwerken van deze twee schilders te vinden zijn. Félicien Rops, Isidore Verheyden, Périclès Pantazis,Georges Van Zevenberghen, Gaston Haustrate, Georges Lemmen waren eveneens hun lievelingskunstenaars.

Bij het overlijden van Yvan Thibaut, erft zijn echtgenote zijn verzameling. Zij verzorgt er de bewaring van en heeft zich van geen enkel kunstwerk willen ontdoen. Twee jaar vóór haar dood, ernstig ziek, in een laatste poging om de man van haar leven te vereren, schenkt zij de beste kunstwerken van de verzameling aan het Charlier museum. Dit legaat is één van de kostbaarste dat het museum gekregen heeft sinds haar stichting..." Aan U om deze onbekende schilderijen vanU liefhebbende bekende schilders, te ondekken. (bv. Rops)

  [ Sacrale Vijver ]
Tempel van Madura
Privéverzameling

© Luc Schrobiltgen

  [ Zondagnamiddag bij de Quakers ]
Verzamelingen Museum voor Schone Kunsten, Doornik
© Luc Schrobiltgen

  [ Twilight after tennis ]
Verzameling Charlier Museum
© IRPA/KIK

 

GUILLAUME VAN STRYDONCK
De reizen van de impressionistische schilder

(1861 - 1937)
Guillaume Van Strydonck is één van de meest markante Belgische kunstenaars van het einde van de XIX de eeuw. Hoewel, bescheiden en eenvoudig gebleven, vormt hij samen met Van Rysselberghe en Charlet de hoeksteen van de groep "Les XX". Als kunstenaar daarentegen is hij stoutmoedig en schippert niet. Zijn werk getuigt van grote originaliteit maar ook van diepe waardering voor de baanbrekende artistieke bewegingen van de eeuwwisseling, als het impressionisme en het symbolisme. Hij was de eerste Belgische kunstenaar die Florida bezocht in 1886 en Indië ontdekte in 1891-1896.

In het kader van onderzoeken en recente wetenschappelijke ontdekkingen, dient deze tentoonstelling om de picturale moderniteit van de schilder te belichten en zijn meesterwerken te situeren in het licht van oriëntalistische schilderkunst op het einde van de XIXde eeuw. De schrijver, basert zich op een serie van de beste werken van de schilder, gerealiseerd in Florida in 1886 en in Indië van 1891 tot 1896.

Bekende werken, als Nieuws uit Europa; Florida; Dans vóór de Tempel van Madura; en minder bekende of nooit getoonde werken als De sacrale vijver; Een straat in Mysore; een Bosgezicht in Chatrapur... Hun rijke en smeuïge kleuren verraden een frisse sensualiteit uit andere, vreemde, maar superbe werelden...

 

  [ Nordzee ]
private verzameling

GUILLAUME VOGELS

(1836 - 1896)

Vogels, één van de hoofdfiguren van de Belgische schilderkunst uit de XIXe eeuw, wordt tot op heden niet op de juiste waarde geschat.

Op het toppunt van zijn kunnen ontpopt Guillaume Vogels zich als een bezinger van het klimaat van het Noorden, de loden luchten, het bewegende licht. De rijkdom van zijn palet van kleurige grijswaarden, de stevigheid van zijn toetsen, de trefzekere spontaneïteit van zijn landschappen, stadsgezichten, marines, maakt een spontane emotie los die de grenzen van het onderwerp verlegt en de expressiviteit benadrukt. Zijn oeuvre steekt door zijn verbazende vernieuwingskracht af tegen het beschrijvende naturalisme uit die tijd.

Na een korte opleiding als decoratieschilder aan de Academie voor Schone Kunsten (1850-1853) en in het schildersatelier van de gebroedere Bellis, voelt hij zich aangetrokken tot het plein-airisme, het schilderen in open lucht. Hij schildert naar de natuur in Oostende en Brussel. In 1879 sluit hij vriendschap met James Ensor en Jan Toorop met wie hij meerdere keren naar Nederland reist en er het Frans Hals museum bezoekt. Vanaf 1884 neemt hij samen met Cézanne, Monet, Renoir, Gauguin en Van Gogh deel aan de Salons van de Groupe des XX.

De retrospectieve brengt ongeveer twee honderd markante werken van Vogels bijeen: olieverfschilderijen, etsen, aquarellen, tekeningen, waarvan er enkele voor het eerst worden tentoongesteld. Deze werken beschrijven de chronologische ontwikkeling van de schilderkunst van deze Brusselse kunstenaar en bieden op die manier de mogelijkheid om het vernieuwende van zijn werk te waarderen.

De catalogus, uitgegeven door Pandora, is een rijk geïllustreerde monografie gevolgd door een catalogue raisonné van de kunstenaar.